1 Corinthians 1

1Paulus, een geroepen apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Sosthenes, de broeder,
  Sósthenes Dezen menen enige dat geweest is dezelfde Sosthenes, die tevoren was een overste der synagoge te Corinthe, en tot Christus bekeerd is, Act 18:17 , en dat hij nu bij Paulus was, of met hem van Corinthe was vertrokken, om de vervolging tegen hem, doch dit is onzeker.
,
 de broeder, Zo noemt hij dezen Sosthenes, niet alleen omdat hij een discipel van Christus was, maar ook een voornaam leraar en metgezel van Paulus, en bij de gemeente in grote achting. Zie dergelijke 2Co 1:1 ; Gal 1:2 .
2Aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroepenen heiligen, met allen, die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere;
 Korinthe is, Deze was de hoofdstad van Achaje in Griekenland, gelegen tussen twee zeeën, in de engte waarmede Peloponesus vast was aan Achaje, een zeer rijke en vermaarde koopstad, en daarbij vol weelde en overdaad, die eens was verwoest geweest van de Romeinen, maar daarna ten tijde van den keizer Augustus wederom opgebouwd, en tot haar vorigen bloeienden stand gebracht. Zie Act 18:1 .
,
 den geheiligden Dat is, die door Christus en zijne gemeenschap van den gemenen hoop der wereld zijn afgezonderd tot ene gemeente Gods.
,
 den geroepen heiligen, Namelijk niet alleen uitwendig door het Woord, maar ook inwendig door de kracht des Heiligen Geestes, waardoor hij het beste deel der gemeente, dat is de ware gelovigen, verstaat, waarvan Christus spreekt Act 18:10 .
,
 in alle plaats, Namelijk van Achaje, waar Corinthe in lag, gelijk 2Co 1:1 wordt uitgedrukt. Of, der gehele wereld, waar de naam van Christus aangeroepen wordt, gelijk Act 9:14 ; 2Ti 2:22 de gelovigen daardoor beschreven worden. Want hetgeen Paulus aan eene gemeente schrijft, is een voorschrift, waarnaar zich alle gemeenten moeten gedragen; gelijk Christus zeide tot Zijne discipelen; Mar 13:37 .
3Genade zij u en vrede van God onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
 Genade zij u Zie hiervan, Rom 1:7 .
4Ik dank mijn God allen tijd over u, vanwege de genade Gods, die u gegeven is in Christus Jezus;
 mijnen God Dit is het woord des geloofs, hetwelk God voor zijn God erkent, Rom 1:8 , en Christus voor zijn Zaligmaker, Gal 2:20 ; niet om andere gelovigen daarvan uit te sluiten, maar om hun een voorbeeld der ware belijdenis voor te schrijven. Zie dergelijke Job 19:25 ; Psa 18:3 , en Psa 23:1 , en Psa 27:1 ; Isa 63:16 ; Joh 20:28 ; 1Ti 1:15 , enz.
,
 in Christus Jezus; Of, door Christus Jezus.
5Dat gij in alles rijk zijt geworden in Hem, in alle rede en alle kennis;
 in alles zijt Dat is, met allerlei geestelijke gaven overvloedig begaafd geworden door hem. Hiermede legt hij een fondament om hun te tonen dat zij door deze gaven niet hoogmoedig moeten worden, of tegen elkander roemen, maar dat zij God in Christus daarover moeten danken, en die gebruiken tot stichting van elkander in vrede en enigheid.
,
 in alle rede Of, in allen woord. Dit wordt verstaan, òf van de gave van bekwamelijk te kunnen uitspreken hetgeen door de kennis van hen begrepen was, of van het woord des apostels zelf, waardoor zij tot deze kennis van alle verborgenheden des geloofs gebracht waren; Act 20:20 .
6Gelijk de getuigenis van Christus bevestigd is onder u;
 de getuigenis Dat is, het woord des Evangelies van Christus, Rom 1:16 , gelijk hierna 1Co 2:1 .
,
 bevestigd is Namelijk uitwendig door verscheidene wonderen, die onder hen geschied waren, 2Co 12:12 , en inwendig door de verzegeling des Heiligen Geestes in hunne harten, 1Co 2:12 , en 2Co 1:22 . Zie ook Mar 16:20 .
7Alzo dat het u aan gene gave ontbreekt, verwachtende de openbaring van onzen Heere Jezus Christus.
 aan gene gave Namelijk tot zaligheid en stichting nodig. Anderszins kennen wij hier maar ten dele, en profeteren mar ten dele; 1Co 13:9 . En dit zegt hier de apostel in het algemeen van de ware christenen, die onder hen waren, welke hij daarna over het misbruik dezer gaven berispt ten aanzien van de gebreken, die ook onder sommigen van hen waren ingeslopen.
,
 verwachtende Namelijk in zijn tweede toekomst, in welke wij, in al hetgeen ons nog ontbreekt, eerst zullen volmaakt worden; 1Co 13:10-12 . Zie ook 1Pe 1:7 , 1Pe 1:13 .
8Welke God u ook zal bevestigen tot het einde toe, om onstraffelijk te zijn in den dag van onzen Heere Jezus Christus.
 bevestigen Of, versterken; namelijk in het geloof en begonnen goed, dat alrede in u is.
,
 onstraffelijk Dat is eigenlijk, die niemand zal kunnen beschuldigen; Rom 8:1 , Rom 8:33 .
,
 in den dag Dat is, in den uitersten dag, wanneer Christus zal verschijnen om te oordelen en om de Zijnen volkomenlijk te verlossen; Rom 2:16 ; Eph 4:30 .
9God is getrouw, door Welken gij geroepen zijt tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onzen Heere.
 getrouw, Namelijk in het uitvoeren zijner beloften, waarmede Hij beloofd heeft dat Hij de Zijnen niet zal verlaten. Zie Isa 49:15 .
,
 de gemeenschap Namelijk niet alleen de uitwendige, waardoor wij belijdeni gemeenschap te hebben aan Christus en Zijne weldaden, maar inzonderheid de inwendige, waarin wij door het geloof en door den Geest van Christus, met Hem verenigd en al Zijne weldaden deelachtig zijn. Zie Rom 8:32 ; Eph 3:17 ; 1Jo 1:3 .
10Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in eenzelfden zin, en in een zelfde gevoelen.
 ik bid u, Of, vermaan u. Hier begint de apostel hen te vermanen tegen de scheuringen, en hen te waarschuwen dat zij gene uitnemers moeten zijn der personen onder de leraars, alzo daaruit onenigheid rijst; noch om de uitwendige gaven den een meer aanhangen dan den ander. En de leraars zelf, da zij het Evangelie niet oppronken met menselijke wijsheid, of welsprekendheid, maar voorstellen in eenvoudigheid en kracht des Geestes van Christus.
,
 door den naam Dat is, door Christus, of om Christus' wil.
,
 hetzelfde spreekt Dat is, enerlei wijze van spreken gebruikt van hetzelfde geloof, of van de gronden deszelven geloofs; omdat namelijk uit de verscheidenheid van spreken dikmaals komt verscheidenheid van gevoelen, of tenminste ijdele twisting.
,
 scheuringen zijn, Gr. schismata; welke eigenlijk verdeeldheden zijn, die in de gemeente rijzen over enige verschillen in het geloof, die niet fondamenteel zijn; of die het geloof zelf niet aangaan, maar de liefde en uitwendige ordeningen alleen; die zowel als ketterijen [welke eigenlijk de fondamenten der leer raken] onder de werken des vleesches geteld worden, Gal 5:20 ; hoewel het somwijlen ook breder genomen wordt.
,
 tezamen Of, verenigd; ene gelijkenis, genomen van ene zaak, die uit vele delen bestaat, welke, in elkander gevoegd, een volkomen werk of lichaam maken.
,
 zin, en in Of, mening; dit is het andere middel, om ware enigheid te houden in de gemeente, namelijk onder dezelfde wijze van spreken te houden enerlei mening of gevoelen.
11Want mij is van u bekend gemaakt, mijn broeders, door die van het huisgezin van Chloe zijn, dat er twisten onder u zijn.
  Chloë's Deze schijnt geweest te zijn een vrome bejaarde vrouw, en van aanzien onder de gemeente van Corinthe.
12En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: Ik ben van Paulus, en ik van Apollos; en ik van Cefas; en ik van Christus.
 Van Paulus Namelijk discipel, gelijk ook in vs.13.
,
 van Apollos; Dat deze Apollos ook te Corinthe velen tot het geloof gebracht heeft, blijkt uit Act 18:24 , Act 18:27 .
,
  Cefas; Dat is, Petrus, zie Joh 1:43 ; Gal 2:9 , waaruit nochtans niet volgt dat Petrus te Corinthe ook gepredikt heeft, maar het kan zijn dat enigen zijner discipelen daar geweest zijn, die zich op Petrus of op Petrus' leer beroemd hebben. Want dat zij ook Paulus, Cefas en Apollo's namen hiertoe hebben misbruikt, en niet alleen de namen van andere leraars, blijkt uit hetgeen volgt 1Co 4:6 .
,
 Christus Deze waren de eenvoudige en oprechte Christenen die geen partijnamen van leraars hebben willen aannemen, en daaraan welgedaan hebben.
13Is Christus gedeeld? Is Paulus voor u gekruist? Of zijt gij in Paulus naam gedoopt?
 Is Christus Van hier voort brengt de apostel verscheidene redenen bij, waarmede hij bewijst dat zulke verdeeldheden onbehoorlijk zijn. Want vooreerst schijnt hieruit dat men Christus wil verdelen, die alleen het hoofd is Zijner gemeente, wanneer men een deel van de gemeente alleen naar Christus noemt, en de andere delen naar Paulus, Petrus, Apollos en andere leraars. Daarenboven dat ook Christus niet alleen de Verlosser is van Zijne gemeente, eindelijk dat zij in iemands anders naam, dan in Christus' naam zouden gedoopt zijn.
,
  in Paulus' Namelijk om Paulus' naam hierdoor aan te nemen. Zie van deze wijze van spreken Mat 28:19 .
14Ik dank God, dat ik niemand van ulieden gedoopt heb, dan Krispus en Gajus; 15Opdat niet iemand zegge, dat ik in mijn naam gedoopt heb. 16Doch ik heb ook het huisgezin van Stefanus gedoopt; voorts weet ik niet, of ik iemand anders gedoopt heb. 17Want Christus heeft mij niet gezonden, om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde.
 niet gezonden Dat is, niet voornamelijk. Want al de apostelen zijn gezonden geweest om te dopen, Mat 28:19 , en anderszins zou de apostel ook dezen niet hebben mogen dopen. Maar zij hebben dezen dienst, waartoe minder gaven van node waren dan tot het prediken, om geen tijd te verliezen, aan anderen van hunne discipelen en leraars overgelaten. Zie Act 10:48 .
,
 niet met wijsheid In de navolgende woorden ontdekt de apostel den oorsprong, waaruit deze verdeeldheden onder de Corinthiërs waren gesproten, namelijk daaruit, dat enige leraars de oprechtheid in de eenvoudigheid des Evangelies van Christus zochten op te pronken met menselijke welsprekendheid en te vermengen met menselijke wijsheid of wijsbegeerte, waardoor de oren van sommige toehoorders kittelig werden, en andere oprechte leraars verachtten, of voorbijgingen; welk doen de apostel met zijn voorbeeld en andere redenen wederlegt.
,
 woorden, Gr. woord, of rede; namelijk die de menselijke wijsheid leert, 1Co 2:4 ; of met kunstige welsprekendheid.
,
 het kruis van Dat is, het woord des kruises, gelijk in vs.18 verklaard wordt.
,
 verijdeld worde Dat is, van zijn lof en kracht beroofd worde, hetwelk geschiedt als men dezelve aan de menselijke wijsheid of welsprekendheid toeschrijft.
18Want het woord des kruises is wel dengenen, die verloren gaan, dwaasheid; maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods;
 het woord des Dat is, de leer des Evangelies van Christus, die voor ons gekruisigd is.
,
 dwaasheid; Dat is, wordt van hen voor dwaasheid gehouden en van de wereldwijzen gerekend.
,
 een kracht Dat is, een middel, waardoor de Geest van Christus in ons krachtig werkt het geloof en de wedergeboorte tot onze zaligheid; Rom 1:16 ; 2Co 3:3-4 .
19Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken.
 der wijzen Dat is, die voor wereldwijzen gehouden worden, of die zichzelven zulke wijsheid toeschrijven. De profeet verhaalt deze woorden tegen degenen, die het woord Gods, van de profeten voorgesteld, verachtten, en meer hielden van menselijke leringen.
20Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt?
 de wijze? Dat is, wereldwijzen. Deze woorden schijnen genomen te zijn uit Isa 33:18 , waar dergelijke, doch wat veranderd, gevonden worden, of zijn de woorden van Paulus zelf, die hij uit de voorgaande getuigenis trekt. Dan de zin komt op een uit.
,
 de wijsheid Namelijk wanneer de mensen de goddelijke zaken naar dezelve willen afmeten.
,
 dwaas gemaakt? Dat is, getoond dwaas te zijn, of ook door een rechtvaardig oordeel tot dwaasheid overgegeven. Zie Rom 1:21-22 .
21Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven;
 in de wijsheid Gods Dat is, in de schepselen van den hemel en de aarde, door welke God Zijne wijsheid zonderling openbaart; Rom 1:20 .
,
 niet heeft gekend Namelijk alzo het behoort en ter zaligheid nodig is; Rom 1:18 , Rom 1:20 .
,
 door de wijsheid, Door hun natuurlijk verstand en rede.
,
 de dwaasheid der Dat is, door de prediking des gekruisigden Christus, die de wereldse mensen voor dwaasheid houden, vs.23.
22Overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken;
 een teken Dat is, wonderen. Zie Mat 16:4 ; Joh 4:48 .
,
 wijsheid zoeken; Dat is, redenen, die van het menselijk vernuft voor wijsheid gehouden worden.
23Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid;
 een ergernis Namelijk vanwege Zijn geringen en verachten staat in de wereld, overmits zij een machtigen koning in de wereld verwachten, die hen als kleine koningen over anderen zou doen heersen. Zie ook Luk 2:34 .
,
 een dwaasheid; Namelijk dat wij het leven door den dood van een gekruisigden mens zouden verwerven.
24Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods, en de wijsheid Gods.
 die geroepen zijn, Namelijk niet alleen uitwendig door het Woord, want alzo zijn ook de voorgaanden, die verloren gaan, geroepen; maar ook inwendig en krachtig door den Geest Gods en naar Zijn voornemen; Rom 8:28 , Rom 8:30 en hier vs.26,27.
,
 prediken wij Hierdoor kan verstaan worden, òf de predikatie van Christus, welke tevoren, vs.18, ook de kracht Gods is genoemd; òf Christus zelf, die de macht en wijsheid Gods genoemd wordt, omdat Hij is het uitgedrukte beeld van den persoon des Vaders, door welken Hij Zijn goddelijke macht en wijsheid, in het verlossen des mensen, boven alle dingen heeft betoond, vs.30. Zie Pro 8:1 ; Mat 11:19 ; Luk 11:49 .
25Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen; en het zwakke Gods is sterker dan de mensen.
 het dwaze Gods Dat is, hetgeen zij voor zwak en van gene kracht houden om de mensen tot de zaligheid te brengen, is sterker of krachtiger dan zij met al hun vermetele welsprekendheid en aanzienlijkheid.
,
 het zwakke Gods Dat is, hetgeen zij voor zwak en van gene kracht houden om de mensen tot de zaligheid te brengen, is sterker of krachtiger dan zij met al hun vermetele welsprekendheid en aanzienlijkheid.
26Want gij ziet uw roeping, broeders, dat gij niet vele wijzen zijt naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen.
 gij ziet uwe roeping Of, ziet uwe roeping; dat is, hoe gij geroepen zijt; of, degenen, die geroepen zijn onder u, namelijk tot de gemeenschap van Christus van van Zijne gemeente.
,
 naar het vlees, Dat is, naar den uitwendigen staat en achting der mensen.
27Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen;
 het dwaze der Dat is, degenen, die de wereldwijzen voor dwazen, zwakken, onedelen, enz. houden.
,
 uitverkoren Dat is, naar Zijn eeuwige verkiezing tot Zijne gemeente gebracht.
,
 zou beschamen Dat is, betonen zou dat hetzelve in zaken der zaligheid voor God niet geldt, maar ijdel is.
28En het onedele der wereld, en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is, te niet zou maken;
 hetgeen niets is, Dat is, dat zo gering geacht wordt, alsof het niets ware; 1Co 3:7 .
,
 hetgeen iets is Dat is, dat geacht wordt iets, of wat groots te zijn.
,
 teniet zou maken; Dat is, ijdel en onnut zou betonen te zijn.
29Opdat geen vlees zou roemen voor Hem.
 geen vlees Dat is, geen mens, gelijk Gal 2:16 , namelijk alsof er iets in hem ware, waardoor God bewogen zou zijn om hem deze genade meer dan andere te doen.
30Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing;
 uit Hem zijt Dat is, uit Zijne genade en kracht; gelijk Rom 11:36 . Zie 1Jo 4:1-2 , 1Jo 4:4 , 1Jo 4:6 .
,
 in Christus Dat is, met Christus, door het geloof verenigd; Rom 8:1 .
,
 wijsheid van Dat is, een oorzaak en stof van alle rechte wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiligmaking.
,
 verlossing Namelijk van alle kwaad en ellenden des lichaams en der ziel, welke volkomen zal geschieden ten uitersten dage, die daarom de dag der verlossing genaamd wordt; Eph 4:30 . Zie ook Luk 21:28 ; Rom 8:23 .
31Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere.
 roeme in den Dat is, alles Hem alleen toeschrijve, met dankzegging; Jer 9:23 .
Copyright information for DutSVVA